Henk. Een heel leven achter de rug. Van hoofd personeelszaken en vader van een gezin, tot dakloos aan de waal in Druten. Nu, 81, leeft hij met begeleiding van de RIBW Nijmegen & Rivierenland, in 'geleende tijd'.

Henk Verkaart (81) had alles voor elkaar: vrouw, kinderen, een goede baan als hoofd personeelszaken bij de slachterij. Hij werd daar ontslagen, omdat hij naar eigen zeggen een staking had geleid. Daarna werd hij hondentrainer, maar hij kreeg steeds meer last van zijn psychische beperking. Hij is een hoarder, een dwangmatige verzamelaar van afgedankte spullen.

Dat leidde ertoe dat hij uit zijn huis werd gezet, gescheiden van zijn vrouw en kinderen ging leven en rondzwierf. Jaren doolde hij door de Waaluiterwaarden bij Druten. Woonde dan weer in een tentje, dan weer in een oude caravan bij een steenfabriek. De Waal was zijn badkamer. Hij zwom in de rivier; ook naar de overkant. Hij wilde graag weer een huisje, maar onderdak vinden mislukte steeds. Tot 2020. Toen lukte het wel, in zijn geliefde Druten. Maar dat jaar werd er ook kanker bij hem geconstateerd. Dus hij leeft in ‘geleende tijd’. Hij heeft zich daar volledig bij neergelegd: ,,De dood is mijn vriend.”

Op uw stoepje liggen spullen die u heeft verzameld. Rommel verzamelen doet u nog steeds?
,,Jij noemt het rommel. Ik noem het spullen. Het is allemaal nog bruikbaar. Maar ik heb net controle gehad. Ik heb nu vier begeleiders van de RIBW (instelling voor beschermd en begeleid wonen voor psychisch kwetsbare mensen, PD). Op maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag krijg ik controle. Donderdag is mijn papadag.”

Hij lacht, zijn lange baard splijt open. ,,Ik heb nog steeds contact met mijn kinderen en mijn vrouw. We zijn nooit gescheiden. De controle door de RIBW staat in mijn huurcontract. De mensen van de RIBW kijken ook naar wat ik verzamel en ruimen op. Ik heb al een keer een rode kaart gehad omdat ik één van de begeleiders niet naar binnen liet.”

U heeft na het zwerven nog bij IrisZorg gewoond. Wat ging er mis?
,,Ik heb knallende ruzie gekregen. Ik ben achterdochtiger geworden. En ik werd daar als een kleuter behandeld. Ik zou er eigenlijk twee maanden zitten in de noodopvang, maar het werden acht maanden. IrisZorg is vooral voor mensen met een drugs- of alcoholprobleem. Dat had ik niet.

Maar bij IrisZorg ben ik aan de drank geraakt. Ironisch hè? Ik ben er nu gelukkig weer helemaal van af. Maar het blijft een duveltje op je schouder. Met de jaarwisseling ging ik bijna in de fout. Maar de Gall&Gall was gelukkig dicht. Aan de Waal sprak ik vaak met Russen die daar visten. Die hadden altijd wodka. Maar dáár ben ik nooit aan de drank geraakt.”

U had carrière gemaakt binnen de slachterij en werd er uiteindelijk uitgeknikkerd. Heeft u dat geknakt?
,,Ik werkte bij een slachterij in de jaren zeventig als hoofd personeelszaken. Ik was goed met cijfers en goed met mensen. Ik kon problemen oplossen, praten met boeren en uitleggen waarom ze minder kregen. Ik was ook secretaris van de ondernemingsraad. En ik zat bij de vakbond; ik had iedereen bij de FNV gekregen. Bij de staking van 1978 was ik stakingsleider. Dat was einde carrière.

Maar het heeft het bedrijf vier jaar gekost om me eruit te krijgen. Ik deed mijn werk goed, maar ik werd toch gedegradeerd. Mocht de blaadjes scheuren die uit die oude printers met scheurrandjes kwamen. Ik riep altijd: ‘Wie scheurt, die beurt’. Ik ging fluitend naar mijn werk. Maar uiteindelijk hebben ze me toch kunnen lozen. Dat was een flinke knauw inderdaad. Uitgerangeerd en uitgesloten. Ik was als die olifant die uit de kudde is verstoten, chagrijnig wordt en dan plantages gaat pletten. Mijn vrouw zei: ‘Ga toch surfen’. Dat heb ik gedaan. Ik behoorde op een gegeven moment tot de top tien van Nederlandse surfers.”

Na het ontslag kwamen de honden?

,,Nee, die zijn er altijd geweest. Ik ben opgegroeid in een hutje op de hei, letterlijk. Mijn vader werkte als houtvester bij de Heidemaatschappij. Hij was niet mijn vriend, een zeer dominante man. Hij sloeg mij twee, drie keer in de week bont en blauw.

Ik ging me ontfermen over opvanghonden, probleemhonden. Dierenartsen belden mij op omdat ze wisten dat ik die honden weer op de rails kreeg. Ik was landelijk bekend in het hondenwereldje. Dat is na de slachterij mijn redding geweest. Ik ben honden gaan trainen in Frankrijk. Ik ben nog nooit een hond tegengekomen die ik niet vertrouwde. Wel mensen. Ik heb nog nooit een probleemhond hoeven laten inslapen.”

Verkaart had zelf steeds een roedel honden. Ook toen hij zwierf, waren ze zijn steun en toeverlaat. Ze zijn allemaal dood. ,,Kijk daar in de tuin, dat is nu mijn hond.” Hij wijst op een beeldje van een hond die tot aan zijn voorpoten in de grond zit. ,,Die lijkt op Vlekje. Dat beeldje hebben mijn kinderen mij gegeven.” Vlekje was een van zijn favoriete beestjes.

U zei in eerdere interviews die ik in de afgelopen tien jaar met u had, dat u het leven niet meer zag zitten. Toch komt u levenslustig over. Hoe kan dat?

,,Ik wil al heel lang naar de eeuwige jachtvelden. Daar lopen al mijn honden. Tussen de bizons en Karl May. Hahahaha! Zeker nu alle honden weg zijn, heb ik geen zin meer in het leven. Maar ik ben er nog steeds. Ik had aan de Waal De ziekte van Weil gekregen en lag kantje boord. En ik vond het goed, het hoefde niet meer.

Ik heb een jaar geleden te horen gekregen dat ik blaaskanker heb. Ik kreeg chemotherapie. Ik heb mijn huisarts gevraagd om euthanasie maar hij zegt: ‘Ge moet nog efkes wachten’. Hij ziet ook die levenslust. Die tumor doet me niks. Ik heb de dood al zo vaak in de ogen gekeken. En de dood is overspannen, weet je dat? Door corona. Ik heb geen angst voor de dood. De dood mag gezellig bij mij op bezoek komen. Dan ben ik van de doffe ellende hier af. Maar waarom zou ik chagrijnig doen? Ik ben blij met de kruimels in het leven. Ik heb een leuke buur. Ik ga nog iedere dag door de uiterwaarden.”

Bron artikel: https://www.gelderlander.nl/dr...

Foto: David van Haren

andere interessante nieuwsartikelen